Lezing Else Marie v.d. Eerenbeemt Datum: 30 maart 2005
Toen de ramp zich voltrok was ik in Rome. Als je het dan hoort, heb je een zekere afstand.
Je kunt niet inschatten wat er precies gebeurd is. Toen ik terug kwam en de vreselijke kranten las, besefte ik pas de volle omvang van de ramp. Zaterdagochtend liep ik op de Noordermarkt in Amsterdam. Er stond een grote Volendammer viskraam. Ik keek er anders naar, ik dacht: Hé, die jongens en meisjes, zullen die er nog steeds staan? Opeens hoorde ik iemand roepen: “Else Marie, jij altijd met je mooie televisie en praatjes over families, waar was je toen we je nodig hadden?” Ik schaamde me, voelde me ellendig, had geen zin meer om iets te kopen, ik voelde me naar, ik ging naar huis..
Ik zou wel wat willen doen, maar bij wie moet ik zijn. Tot grote vreugde kwam ik Akbar Barani tegen, een oud-student van mij en die was in 2004 bij het Anker gaan werken.
Via hem vond ik ingang. Ik ben hier al een avond geweest voor de vrijwilligers. Ik wil heel erg graag voor u spreken, met alle respect. Ik hoop dat ik u iets kan aanreiken. Ik weet veel van families, gezinnen en relaties; daar houd ik mij al jaren mee bezig. Ik weet zeker dat ik een hoop van u kan leren. Als ik u zou spreken over wat u heeft mee gemaakt afgelopen jaren, dan zou U mij enorme levenslessen kunnen geven. Ik ben familietherapeut/ gezinstherapeut. Familie wil zeggen veel breder dan het gezin alleen, het gaat ook om grootouders, tantes, ooms, exen en wie er allemaal niet bij kunnen horen.
Dat is mijn werk: familieproblematiek. Iedereen heeft wel eens problemen in de familie. Er is geen familie zonder probleem. We maken allemaal wat mee in ons leven, in onze families. Soms kan het zoveel teweeg brengen, dat hulp nodig is.
Mijn andere werk is op de Hoge School van Amsterdam, waar ik elk jaar hulpverleners opleid om beter om te gaan met relaties binnen families. Een andere kant is mijn werk op de radio en tv; ook schrijf ik columns in de Libelle.
Voor een groot publiek dingen proberen aan de kaak te stellen zoals : “Waarom doe je zo nerveus als je schoonmoeder binnen komt?”. Een klein item, een eenvoudig onderwerp, dat hele grote gevolgen kan hebben als dat niet goed gaat. Of: ik mag niet op de begrafenis komen van mijn broer, schreef een zusje, mijn schoonzus houdt me tegen. Een trouwpartij. Dat soort onderwerpen behandel ik op radio of t.v. En als je dan op straat loopt word je daarover wel eens aangesproken.
Als je vraagt naar de zin van het leven, antwoordt iedereen met zijn eigen levensloop.
Groot lijden vraagt menselijke troost, iets anders hebben we dan niet.
Maar we hebben iets gemeenschappelijks. Bij groot lijden hebben we de droom om het verleden te veranderen. Was het maar niet gebeurd. Hoe kan ik dat nu omzetten voor de toekomst, mijn kinderen/kleinkinderen hebben recht op de toekomst. Hoe moet ik dat doen?
Ook in deze tijd waarin er zoveel relaties opbreken. (natuurlijk breken er relaties op, 1 op de 4 breekt op), zoeken mensen naar langdurige verbindingen. Daar is iedereen mee bezig (Ik heb nog nooit een bruidspaar horen zeggen: “We trouwen voor 3 jaar.”)
Je wilt duurzaam verbonden zijn. Mensen willen graag iets voor iemand betekenen. Maar hoe moet je dat nu doen? Wat voor beproevingen kom je nu eigenlijk tegen in relatie, gezin en de familie? En hoe kan dat lot genadeloos toeslaan op de liefde en op de mensen?
Geluk is iets wat je pas gaat benoemen als je het niet meer kan vinden. Mensen beseffen niet, als ze leven, waar het geluk is. We hebben allemaal een droom, we willen allemaal gelukkig zijn. In het lijden, wat we mee moeten maken, en wat jullie in extreme mate hebben meegemaakt, is ook een hiërarchie van dat lijden. Wat is het ergste lijden? Dat kan in elk gezin en achter elke voordeur verschillend zijn. Wat het diepste lijden is, is voor iedereen verschillend. Iedereen is bereid een zeker lijden te accepteren, om een groter lijden te voorkomen. Ik las in het boek “Het verdriet van Volendam”: mijn kind is gewond, maar ze leeft nog. Je probeert het te accepteren, om een nog groter lijden te voorkomen. Kun je dat?
Wat gebeurt er nou eigenlijk met de familie?
In elke familie speelt iets heel bijzonders. Daar speelt betekenis en verbondenheid. Je familie daar vraag je niet om. Je kiest je familie niet.
Familie is een spiegel en een graadmeter in je leven. Je zusjes, je ouders enz.
De familie is geen machtsarena. In families gaan de kwetsbaren altijd voor! En wie zijn dat? Bijvoorbeeld kleine kinderen en je oude vader die je nodig heeft. Iedereen weet van nature dat kwetsbare familieleden voorgaan, daar ligt de zorg.
In de ouder-kind relaties speelt iets heel merkwaardigs. Iets dat veel te weinig benoemd wordt: namelijk dat kinderen onmiddellijk, als ze maar enigszins tot besef komen, ouders gelukkig willen maken. Dat hebben wij allemaal gedaan. Kinderen hebben een enorme antenne om die ouders nou juist te helpen en te troosten. Te geven wat nodig is.
Sommige ouders hebben een normale portie nodig om te kunnen functioneren, sommige ouders hebben heel veel nodig om te kunnen functioneren. Vanochtend sprak ik een vrouw en die zei “ik was de moeder van mijn moeder. Mijn moeder was mijn kind. En dat begon toen ik 8 jaar was, toen moest ik voor mijn moeder zorgen en ik deed het eigenlijk nooit goed genoeg en toch bleef ik het doen”. Mensen willen elkaar dragen, dat is ook het bijzondere, mensen zijn niet onverschillig naar elkaar en zeker niet in families.
Kinderen willen hun ouders alles geven. Sommige kinderen moeten veel geven. Zoals deze vrouw. Ze is nu 57, haar moeder is overleden en ze zegt: “Ik ben mijn moeder en mijn kind verloren”. En als ik dan vraag naar de geschiedenis van die moeder, dan vertelt ze dat haar moeder in een weeshuis heeft gezeten, ze wist niet hoe ze moest moederen, ze had alleen maar mij nodig.
We hebben onze ouders ook heel veel willen geven en de meeste ouders geven ook terug. Dan is er een balans .
Door het onontkoombare lot dat hier gebeurd is, kan het zijn dat kinderen, broers en zussen meer zijn gaan geven. In die relatie zit heel veel trouw. U bent allemaal trouw aan uw ouders geweest; denk er maar aan dat u op straat liep en iemand anders zei iets vervelends over uw ouders, dat kun je niet verdragen, het kan gevoelens van schaamte oproepen. Maar schaamte van kinderen is ook liefde.
In families zijn er zondagskinderen. Een zondagskind is een kind waar het altijd goed mee gaat, altijd straalt, het gaat helemaal geweldig. Soms in gezinnen waar zo’n zondagskind is, zeg maar het cadeautje, is er vaak ook een kind dat het iets minder goed doet, dat vaak de schuld krijgt. Dat noemen wij een zondebok. En zo ernstig hoeft dat niet te worden. Maar het kan zijn dat het kind alle fouten van het gezin naar zich toetrekt. Dat een moeder zegt: “Als we Piet niet hadden waren we gelukkig.” Maar ze heeft Piet en je hoopt voor haar, en U weet waar ik het over heb, dat Piet er levenslang is. Zo’n Piet is wel iemand die alles fout doet in de ogen van dat gezin maar, later als Piet ouder is, komt hij terug om voor de oude moeder te zorgen. En wat dan zo wonderlijk is, hij komt niet terug om iets te halen, alsnog, maar om iets te betekenen. Want ieder mens wil betekenis hebben in de familie. Mensen willen erbij horen. Er is niets zo erg als afgesneden zijn.
In alle gezinnen zijn er ook conflicten. De meeste conflicten ontstaan als de vriendjes komen en de kinderen uitgaan. Hoe houd je je kind vast, hoe laat je merken dat je zorg hebt; je moet ze uiteindelijk toch laten gaan. En dan gebeurt er zo’n ramp.
Ze laten gaan, daar ontkom je niet aan. Een ongehuwde moeder zei, toen haar kind ging lopen, dit vind ik nu zo erg, nu kan het van me weglopen.
Ouderschap is ook door allerlei angsten gaan, angst voor rampen, angst voor allerlei verschrikkelijkheden.
In gezinnen maken mensen de dood mee van grootouders, tante/oom, ouder. Op een gegeven moment gebeurt dat, dat hoort bij het leven.
En dan opeens komt daar een ondraaglijke onrechtvaardigheid. In dat gezin waar al van alles gebeurde, waar een zondagskind was, een lastpak was, het grote geluk af en toe langs kwam. Noem maar op. Dan opeens komt daar bovenop de ramp. En dan heeft die familie een geschiedenis, al over generaties en dan staat het leven stil. Alle verhoudingen veranderen.
Daarna is alles voorgoed anders. Alle broers/zussen, opa’s/oma’s, ouders, alles beweegt. Gedwongen door het lot, wordt er anders naar elkaar gekeken. Iedereen wordt gedwongen door het lot. Waar is er troost en waar kunnen we met onze pijn terecht. Een vrouw vertelde mij nadat haar dochtertje was overleden, dat ze er de hele tijd over wil praten, maar dan komt haar man thuis en die wil niet praten. “Ik zit klaar met foto’s, met souveniertjes om herinneringen op te halen, maar hij bevriest.” Je man/vrouw kan er anders mee omgaan. Je man/vrouw kan bevriezen, hij/zij kan er niet meer over praten. De factoren die je zo fijn vond bij die ander, bijvoorbeeld dat hij/zij zo goed kon luisteren, staan je dan opeens verschrikkelijk tegen. Je hebt zoiets van: “Zeg nou eens wat.” Opeens wordt de verhouding anders, komt alles in een ander licht te staan. Je verandert als mens en ook in de relatie. Kunnen we het samen dragen? Je kiest elkaar niet om leed mee te delen, je kiest elkaar in eerste instantie omdat je plezier met elkaar hebt, omdat de ander eigenschappen heeft die jij mist.
Er kwam hier in Nederland de First lady van Georgië op bezoek; van oorsprong een Zeeuwse en nu getrouwd met de premier van Georgië. Daar is de “rozenrevolutie” geweest en ze draagt ook altijd rozen. Ze heeft een boek geschreven en dat is de moeite waard om te lezen. Op de eerste bladzijde vond ik al iets dat interessant was voor mijn vak. Er stond: “Huwelijk in Georgië, Jukdrager in het huwelijk”. Toen dacht ik aan jullie. En toen dacht ik aan zoveel mensen die het juk samen moeizaam dragen. Je bent er niet op bedacht, dat er een juk op je schouders komt. Alle relaties krijgen een andere kleur, beleving, diepte…
Kun je dat accepteren? Nee, dat is nieuw, daarna is alles anders! Je hoopt, hoop is taai. Een meisje schreef mij een brief na een ramp (ongeluk): ‘Mijn moeder was als een leeuwin, zo vocht ze voor mij, maar ze had de vleugels van een engel’, zo heb ik mijn moeder nog nooit gezien.” Het verdriet vermeerdert het ouderschap. Mensen zijn tot dingen in staat die je nooit gedacht zou hebben. Hoe kun je maanden en maanden aan het bed van je kind zitten? Hoe kun je maanden leven met dat er wel of geen hoop is? En opeens blijkt ouderschap van een ijzeren kracht te zijn.
Het is wel belangrijk: “Hoe kun je het samen delen of mag er ook een verschil zijn?” De moeder mag een leeuwin zijn, de vader is misschien een zorgzame wolf die er om heen loopt. Hij zorgt dat zij het kan doen. Hij kan het niet op die manier, maar zij mag het. Het gaat om samenspel. Het verdriet is zo wezenlijk.
De broers en zussen die niet getroffen zijn, kunnen heel anders gaan reageren op de ouders. Die willen bijvoorbeeld absoluut geen aandacht vragen, want als je aandacht vraagt, neem je iets af van de getroffenen. Die krijgen alle aandacht. Je mag dat niet afnemen.
Een meisje zei: “Ik geloof dat ze me twee jaar lang vergeten waren en ik vond het ook niet erg”. Als een muisje ging ze door dat huis. Want het ging om haar twee broers. Ze cijferde zich weg. Dat zij het uitmaakte met haar vriendje, dat ze enorme ellende had op de middelbare school, dat heeft ze allemaal niet verteld. Ouders zeiden dat het wel leek alsof ze geblinddoekt waren door verdriet. En dat gebeurt in gezinnen. Je bent gefocust op de getroffene of op de rouw om de overledene. Je kunt het kind dat niet getroffen is, eigenlijk niet zien; want je denkt: “Die is tenminste goed, die is gezond. En die moeten we ook niet belasten.” Maar die kinderen houden zich in, zowel met vreugde als met verdriet. Een zusje zei: “Ik heb nooit gehuild, omdat ik aan één stuk door mijn ouders aan het troosten was.”En dat had ze goed gezien: de verhoudingen zijn helemaal veranderd”. Stel nou dat er een gezin is waar het zondagskind is weggevallen, zo’n zonnestraal. En dan ben je dat zusje en dan denk je :”Hoe moet ik dat nu goed maken?” Dat is bijna onmogelijk. Want als zusje wil je het eigenlijk compenseren. Die wil die ouders steunen, die wil eigenlijk voor twee gaan tellen. Dat kan haar heel sterk maken. Dat is de andere kant: het worden vaak hele sterke kinderen. Uit alle onderzoeken blijkt dat broertjes/zusjes, die broertjes/zusjes verloren hebben, vaak heel sterk staan in het leven. Het kunnen hele krachtige mensen worden, omdat ze ineens in de volwassenheid zijn gesleurd. Of je nu 16 bent , of 17, of 19, je bent ineens oud, want je hebt dit meegemaakt. Je kunt het niet meer uitwissen. Dit draag je jouw hele leven met je mee. Het kan een sterke kant met zich meebrengen, maar het heeft ook een verdrietige kant. Het verdriet van de familie draag je mee. Daardoor zijn alle verhoudingen veranderd. Mensen willen graag bij elkaar horen, zeker als er zo iets gebeurt. Voor een kind is “je ouders te zien lijden” het ergste. Een kind dat naar de ouders kijkt die lijden, wil het liefst weg rennen, zo akelig is het. Kinderen willen dan niet opvallen in het gezin, ze kunnen zich zo wegcijferen dat zo ook het gevoel kunnen hebben: “Mag ik nu leven? Waarom mijn broer/zus? Mijn broer was het zondagskind, waarom is het hem overkomen?” Dat gevoel kan erg lijken op een schuldgevoel, dat jij er nog wel bent of niet zichtbaar getroffen bent. Het kan erg gaan lijken op een last die je moet gaan dragen. Dat kan door de ouders ontkend worden; de ouders kunnen zeggen; “Je mag er zijn”. De ouders kunnen proberen het kind gerust te stellen. Het kan voor een kind heel diep gaan. Kinderen zelf kunnen ook ontkennen. Ze hebben er belang bij het gezin goed te laten functioneren, dat de ouders het goed doen. Ontkenning heeft ook als functie om paniek te voorkomen. Iedereen kent dat wel, als je iemand verloren hebt, dat je denkt: “Dit is niet waar, ze kan gewoon elk moment binnen komen.”
Een moeder zei mij:”Ik leef niet, ik overleef “. En elke aanraking doet pijn en elke streling ook. En dat betekent ook wat in mijn relatie: “Ik verdraag het allemaal niet meer. Ik heb mijn liefde op een laag pitje gezet, mijn liefde is dood, mijn kind is dood.” Blijft dit? Het kan ook anders worden, het gaat nooit weg, maar de tijd doet wat met je. De tijd troost eigenlijk niet. Mensen troosten elkaar. Kinderen troosten als u het niet af houdt.
Bij ieder lijden is schuldgevoel. Er is altijd schuldgevoel. Het had niet mogen gebeuren. Een meisje schreef : “Ik heb gisteren nog ruzie met hem gehad; ik had gezegd: ik wil je nooit meer zien.” En dan komt hij om en heeft ze schuldgevoel. Maar, sowieso, bij elk overlijden horen schuldgevoelens. Zelfs bij een moeder van 90 die overlijdt, kan je denken: “Ik had er een andere nachtjapon aan moeten geven.” En natuurlijk is er zo’n grote woede. De neiging om iemand de schuld te geven en misschien is er schuld, en is dat terecht, is heel groot. De woede moet eruit. Wie krijgt de woede over zich heen? De plaats, het dorp, de politie, hulpverleners die het niet goed gedaan hebben? De dokter? Ergens moet die woede naar toe. Soms gaat de woede naar jezelf. Je hebt niemand gevonden om zo kwaad op te zijn dat dit gebeurd is en dan richt je het maar op jezelf. Dat geeft depressie. Ik ben zelf diegene die zich schuldig moet voelen, al weet je niet waarom. De woede moet een uitweg vinden. Dat is heel moeilijk. Mensen gaan ruzie maken, mensen verwijten elkaar. En als je elkaar niets kan verwijten dan wordt het een zelfverwijt . Dan ga je piekeren: “Had ik mijn kind….”
Mensen kunnen er depressief van worden maar ook agressief .
Volendam is een hechte gemeenschap en het is een wonder dat er hier geen verschrikkelijke ruzies zijn ontstaan.
Als je een kind verliest dan is daar geen naam voor. Een man die een vrouw verliest wordt weduwnaar. Een vrouw die een man verliest wordt weduwe. Als je als kind je beide ouders verliest, ben je wees. Als ouders een kind verliezen is daar geen naam voor. Gek hè, merkwaardig eigenlijk. Je tast in het duister om bij je kind te kunnen zijn. ” Ik ben ziende blind voor de waarheid. Ik kan het niet zien “.
Tussen de overledenen en het gezin moet beweging blijven. De doden worden opeens geen heiligen. Over de doden niets dan goeds, die neiging heeft iedereen. Er was eens een man die had zijn hele leven verschrikkelijk op zijn moeder gescholden. Zijn vrouw zei: “De moeder was nog geen uur dood of ze was ineens heilig.” Dat doen we allemaal, dat willen we. We hebben er ook een uitdrukking voor: “Over de doden niets dan goeds.” Maar je mag de doden niet verstenen. Hoe kan je ze binnen de familie houden, zonder dat je er een heilige van maakt. Want dat is voor broertjes en zusjes enorm zwaar, want je kunt nooit tegen een heilige op, want jij leeft, je maakt fouten, je maakt van alles mee. Hoe moet dat dan in een gezin? Tussen diegene die overleden is en diegenen die leven is een brug en die brug heet de liefde. En dat je iemand er laat zijn en met je mee draagt, dat is nu eenmaal zo. Maar ook erkennen zoals het is. Kijk, berusten, dat is je te vroeg overwonnen geven. Dan buigen mensen hun hoofd en worden ze depressief. Aanvaarding is het onaanvaardbare erkennen zoals het is. Dit kind is er niet, maar we dragen hem altijd mee. We mogen aan de andere kant van het zwarte dal, vrolijk zijn. Dan kunnen we ook de toekomst zien voor de andere kinderen. Sommige kinderen willen zich verzetten tegen de rouw in de familie. Gaan drugs gebruiken als oplossing, gaan iets meer drinken, dan voel je het minder. Het is een reëel gevaar dat mensen het daarin zoeken. Snijdt nooit het contact met je kind af, of oordeel niet te hard. Het kind moet ook door de rouw heen. Hoe moet je dat als jong kind verwerken?
Het is soms alsof je verder leeft, het leven gaat door, maar het leven is veranderd. Alle verhoudingen zijn veranderd. Een herinnering heeft de ruimte nodig om te kunnen bestaan. Het is belangrijk de getroffene niet alleen als getroffene te zien, maar ook als iemand die zijn ouders wil helpen. Het kind wil ook wat betekenen. Hij wil betekenis hebben. Hij wil niet alleen ontvangen, dan doe je iemand te kort. Rouw is altijd de prijs van de liefde. Zonder liefde was er geen rouw. Achter de voordeur zit het verdriet. Deze deur moet open. Denk niet dat het nu maar over moet zijn. Het gaat niet voorbij. Blijf erover praten! De deur moet open gehouden worden. Met het verdriet kan er ook blijdschap zijn. Dit is mogelijk als je elkaar ziet, in hoe het veranderd is en dat je het voorgoed meedraagt. Als je het verlies ontkent, kan je niet rouwen. Geef ook je dochter of zoon die niet getroffen is de ruimte. Troost en tranen zijn nodig. Als hij/zij getroost is of troost kan geven, kan hij daarna ook weer weg, kan hij uitgaan. Omdat hij weet dat hij getroost is en troost kan geven, kan hij weer lachen.
Want u zult heel vaak, als u lacht, eigenlijk lachen met tranen in uw ogen.